Een onderzoek naar waarheid en werkelijkheid in het hart van
Centraal-Azië.
Atlas Contact Amsterdam Antwerpen 2016 315 blz.
‘We lunchen op de Kremlinpas, een natuurlijke vesting van
metershoge stenen richels die loodrecht uit het gras oprijzen. Beneden, waar de
vallei op zijn breedst is, liggen twee gletsjermeren naast elkaar, als twee
ogen die de hemel in kijken.’ Het zijn dit soort natuurbeschrijvingen met mooie
vergelijkingen die maken dat ik dit reisboek met zoveel genoegen heb gelezen.
Ik zie het zo voor me, alsof ik zelf te paard het Altajgebergte in Siberië tegen
de klok in omcirkel.
Arita Baayens, ontdekkingsreizigster en bioloog, verbleef
twintig jaar in de woestijn van Noord-Afrika. Ze schreef daarover onder meer de
boeken Een regen van eeuwig vuur en Woestijnnomaden. Maar de magie van kamelen
en zand is na zoveel jaar uitgewerkt en nu zoekt ze een nieuwe obsessie. ‘Het
moest een gebied zijn met een cultuur, taal en religie die ik nog niet kende,
het klimaat moest extreem zijn en het gebied groot genoeg om in te verdwalen en
desnoods dood te gaan.’ En zo komt ze in Siberië terecht, waar ze Shambhala,
het paradijs, probeert te vinden. Ze
maakt de tocht samen met Wayne, een Amerikaan die ze ‘de cowboy’ noemt.
Het woeste gebergte ligt op de grens van vier landen:
Rusland, Kazachstan, China en Mongolië. Arita beschrijft wat ze zoal meemaakt, waarneemt
en overdenkt op deze reis van honderd dagen. Het gaat niet zozeer over de
ontberingen als wel over de adembenemende schoonheid van het gebied en de
ontmoetingen met sjamanen en andere lokale bewoners met hun geloof in de
heiligheid van de natuur. Wat stelt de westerse wetenschap daartegenover? Nog
twee citaten: “Het paradijs zoeken gaat over een gemis, een verlangen naar iets
wat de mens ooit bezat en is kwijtgeraakt.’ En de slotzin: ‘De kunst is te
leven op de rand van het mysterie, waar vragen niet op antwoorden wachten maar
richting geven aan de zoektocht die nooit ten einde komt.’