dinsdag 6 september 2016

Rodaan Al Galidi: Hoe ik talent voor het leven kreeg

Uitgeverij Jurgen Maas                 2016
474 blz.

Ik-figuur Semmier Kariem woont negen jaar in verschillende asielzoekerscentra in Nederland tot hij in het kader van het Generaal Pardon een verblijfsvergunning krijgt. Daarvóór leidt hij, nadat hij uit Irak is gevlucht, een zwervend bestaan in enkele Aziatische landen.
Min of meer door toeval belandt hij in Nederland, dat voor hem nooit het beloofde land zal worden. Een paar keer probeert hij naar het buitenland te ontsnappen, maar de politie of de douane pakt hem telkens in zijn kraag. Dus moet hij zijn lot ondergaan: zich onderwerpen aan wetten en regels, kleineringen dulden, zich vervelen en eindeloos wachten.
We krijgen een inkijkje in het reilen en zeilen van een azc en leren via Semmier veel asielzoekers van diverse pluimage kennen. Ook wordt de Nederlanders een spiegel voorgehouden, hoe zij overkomen op nieuwkomers en zich tegenover hen gedragen. Daarmee is dit boek een inzicht gevende en kritische 'roman', zoals het op de kaft wordt aangeduid. Op de flaptekst lezen we dat Al Galidi geput heeft uit zijn eigen ervaringen als asielzoeker. Er wordt ons een frisse en kritische blik op het vluchtelingenvraagstuk geboden. Overigens doet Hoe ik talent voor het leven kreeg me sterk denken aan Problemskihotel van Dimitri Verhulst.

maandag 22 augustus 2016

Colm Toínbín: Brooklyn 2008

De Geus                      maart 2011                                 316 blz.


Een jonge Ierse vrouw, Eilis, vertrekt in de jaren vijftig van de vorige eeuw naar Brooklyn in de Verenigde Staten, omdat er daar werk voor haar is. Aanvankelijk heeft ze moeite om te wennen en al snel krijgt ze heimwee. Dan komt er een man in haar leven, Tony, een loodgieter van Italiaanse afkomst. Hij wil met haar trouwen. Onverwacht overlijdt haar zus. Ze gaat terug naar Ierland, maar niet nadat ze in stilte is met Tony getrouwd, op zijn uitdrukkelijke wens.
In haar geboorteplaats komt ze in contact met Jim, een pubeigenaar, die haar flink het hof maakt. Ze moet kiezen met welke man ze haar leven wil gaan voortzetten.
Het klinkt allemaal als een simpele liefdesroman, maar Toínbín weet de lezer heel knap en subtiel te laten meevoelen met de hoofdpersoon in haar precaire situatie. Ik las het boek met plezier en zag later de film, die ik erg mooi vond.  

Amos Oz: Judas

De Bezige Bij   Amsterdam Antwerpen       2015
Vertaald uit het Hebreeuws door Hilde Pach                    388 blz.

Het is te verwachten dat een boek met deze titel over verraad gaat. Het speelt zich af in winters Jeruzalem in 1959. De 25-jarige Sjmoeël, een student Bijbelse geschiedenis, stopt met zijn studie. Hij voelt zich verraden door zijn vriendin, die opeens met een ander gaat trouwen. Bovendien kunnen zijn ouders zijn studie niet meer bekostigen vanwege financiële problemen. Hij neemt nu een baantje aan tegen kost en inwoning als een soort oppasser/gezelschapsheer voor een oude man. Hij discussieert met hem over veel zaken van belang, met name over het Israélisch-Arabische conflict en de visie van de joden op Jezus en Judas, In het huis woont ook de 45-jarige schoondochter van de oude man, Atalja. Zij is de weduwe van zijn zoon, die gesneuveld is in de strijd tegen de Palestijnen. Haar vader was een Israëlische dissident, die zich keerde tegen de in zijn ogen imperialistische houding van Ben Goerion in het conflict met de Arabieren. Deze Abarbanel vond bij vrijwel niemand in Israël gehoor en werd om zijn mening verguisd. Sjmoeël raakt zeer in hem geïnteresseerd en vat een hopeloze liefde op voor de mooie, maar verbitterde Atalja.
De roman is geschreven in een prachtige stijl en raakt door het verhaal over de personages die gewond zijn door de gebeurtenissen die helaas nog steeds actueel zijn, en door de visie op Jezus en Judas vanuit een joods perspectief.
 

donderdag 30 juni 2016

Arita Baayens: Zoektocht naar het paradijs


Een onderzoek naar waarheid en werkelijkheid in het hart van Centraal-Azië.



Atlas Contact  Amsterdam  Antwerpen  2016    315 blz.



‘We lunchen op de Kremlinpas, een natuurlijke vesting van metershoge stenen richels die loodrecht uit het gras oprijzen. Beneden, waar de vallei op zijn breedst is, liggen twee gletsjermeren naast elkaar, als twee ogen die de hemel in kijken.’ Het zijn dit soort natuurbeschrijvingen met mooie vergelijkingen die maken dat ik dit reisboek met zoveel genoegen heb gelezen. Ik zie het zo voor me, alsof ik zelf te paard het Altajgebergte in Siberië tegen de klok in omcirkel.

Arita Baayens, ontdekkingsreizigster en bioloog, verbleef twintig jaar in de woestijn van Noord-Afrika. Ze schreef daarover onder meer de boeken Een regen van eeuwig vuur en Woestijnnomaden. Maar de magie van kamelen en zand is na zoveel jaar uitgewerkt en nu zoekt ze een nieuwe obsessie. ‘Het moest een gebied zijn met een cultuur, taal en religie die ik nog niet kende, het klimaat moest extreem zijn en het gebied groot genoeg om in te verdwalen en desnoods dood te gaan.’ En zo komt ze in Siberië terecht, waar ze Shambhala, het paradijs, probeert te vinden.  Ze maakt de tocht samen met Wayne, een Amerikaan die ze ‘de cowboy’ noemt.

Het woeste gebergte ligt op de grens van vier landen: Rusland, Kazachstan, China en Mongolië. Arita beschrijft wat ze zoal meemaakt, waarneemt en overdenkt op deze reis van honderd dagen. Het gaat niet zozeer over de ontberingen als wel over de adembenemende schoonheid van het gebied en de ontmoetingen met sjamanen en andere lokale bewoners met hun geloof in de heiligheid van de natuur. Wat stelt de westerse wetenschap daartegenover? Nog twee citaten: “Het paradijs zoeken gaat over een gemis, een verlangen naar iets wat de mens ooit bezat en is kwijtgeraakt.’ En de slotzin: ‘De kunst is te leven op de rand van het mysterie, waar vragen niet op antwoorden wachten maar richting geven aan de zoektocht die nooit ten einde komt.’    


donderdag 7 april 2016

H.M. van den Brink: Dijk

Uitgeverij Augustus Atlas Contact
Amsterdam  Antwerpen   2016   189 blz.

Van den Brink had in 1998 veel succes met de kleine roman Over het water. In dat boek gaat het over een bijzondere vriendschap tussen twee jongens die elkaar leren kennen bij het westrijdroeien in de Amstel. De gebeurtenissen spelen zich af aan in de jaren veertig van de vorige eeuw tegen het decor van de Amsterdamse Diamantbuurt.
Nu heeft Van den Brink een boek geschreven waarin het ijkwezen centraal staat. De ikfiguur kijkt terug op zijn lange loopbaan als ijkmeester. We lezen over de avonturen die hij meemaakt tijdens zijn werkbezoeken aan kruideniers en andere winkeliers in Noord-Holland. Karl Dijk, jarenlang zijn collega, is een mysterieuze man die tijdens zijn eigen afscheidsreceptie schittert door afwezigheid.
Het boek heeft een knappe compositie en een mooie schrijfstijl, die doorregen is met woorden en uitdrukking uit de wereld van het ijken, het meten en wegen.

zondag 10 januari 2016

Joke van Leeuwen: De onervarenen

Querido  Amsterdam  2015
237 blz.


In de negentiende eeuw vertrekt een groep arme mensen onder leiding van de Maatschappij voor overzeese verplaatsing per schip naar Midden- of Noord-Amerika. De reis is zwaar en ter plekke wachten hen niet de gouden bergen die waren beloofd.
We zien alles door de ogen van een jonge vrouw, Odile, die in gezelschap van haar man en moeder meegaat. Bij veel mensen in de groep komt het slechtste naar boven, als de omstandigheden zich tegen hen keren. De gebeurtenissen zijn soms ontroerend. Zo is het vast vaak gegaan, denk ik dan. Op ander momenten zijn ze droogkomisch, door het beperkte perspectief van vooral de jonge Odile. Ik heb er zeer van genoten.

Jan Brokken: De kozakkentuin

Atlas Contact  Amsterdam  Antwerpen   2015
320 blz.

Als fan van de boeken van Jan Brokken had ik veel zin in dit boek. Brokken beschrijft hierin de vriendschap tussen Alexander von Wrangel en Fjodor Dostojevski. Over de geschiedenis van de familie Von Wrangel schreef hij eerder in Balitische Zielen. Dit waargebeurde verhaal speelt zich af halverwege de negentiende eeuw en wordt verteld vanuit Alexander, die jaren jonger is. Hij ziet Dostojevski voor het eerst als die op weg is naar het vuurpeloton. Dat gaat op het laatste moment niet door, maar Dostojevski wordt wel voor vele jaren verbannen naar Siberië, waar hij dwangarbeid moet verrichten. Alexander wordt daar officier van justitie. Er ontstaat een hechte vriendschap tussen de beide mannen. Alexander koopt een datscha (buitenhuis), waar ze samen een mooie tuin bij aanleggen: de Kozakkentuin.
Ik word niet erg geraakt door de belevenissen van de mannen; ze blijven beiden op afstand. Ik kwam tijdens het lezen wel in de sfeer van 'moedertje Rusland' in de negentiende eeuw, zoals dat onder andere door Tolstoj is beschreven: de adel, de officieren, de verstandshuwelijken, de eindeloze reisafstanden van zoveel 'werst', de liefdespassie.